Inchgower Distillery is gelegen in het noordoosten van de Speyside regio, vlakbij de kust nabij Buckie. De naam Inchgower is afkomstig uit de omgeving, waar de distilleerderij zich bevindt. "Gower" heeft in het Schots de betekenis van "tuin". De distilleerderij (uitgesproken als "inskauwer") werd in het jaar 1871 gebouwd door Alexander Wilson, een neef van de oorspronkelijke oprichter. Hij verplaatste de oorspronkelijke distilleerderij van zijn oom, die gelegen was in de plaats Lintmill (ten zuiden van Cullen) naar de huidige plaats. Deze verhuizing kwam tot stand, daar de landeigenaars de huur van het land waar de oorspronkelijke distilleerderij op stond wilden verdubbelen. De nieuwe plek van de distilleerderij was goed uitgezocht, er was een goede waterbron voor het brouwen en een beek voor het koelwater in de directe omgeving, die nu nog steeds gebruikt worden. De vernieuwde distilleerderij werd in 1871 afgebouwd en was destijds een model distilleerderij, met complete kuiperij en smederij en ook een timmerbedrijf. In 1930 werd Inchgower overgenomen door het stadsbestuur van Buckie en in 1936 werd de distilleerderij door Arthur Bell overgenomen. De nieuwe eigenaren verbouwden in 1966 de distilleerderij, het aantal stills werd verdubbeld en de moutvloeren werden niet meer gebruikt, men ging deze als warehouses gebruiken. Er staan nu in het stillhouse twee wash stills en twee spirit stills, die met stoom verhit worden. Men gebruikt bij Inchgower voor de vergisting zes washbacks, gemaakt van Oregon pine. Voor de rijping worden zowel bourbon- als refill sherryvaten gebruikt. Het water voor het brouwen komt van een bron die in de Hill of Menduff ligt. Het koelwater haalt men nog steeds uit de langs de distilleerderij stromende Burn of Buckie. Van de totale productie wordt slechts 1 tot 2 procent als single malt gebotteld.